|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kloostercomplex in Erdene Zuu
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Klooster Tsetserleg
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twee gers op de Mongoolse steppe
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mongolië (Mongools: Монгол Улс/, Russisch: Монго́лия) is een land in Centraal- en Oost-Azië. Het land grenst in het noorden aan de autonome republieken Altaj, Tuva en Boerjatië, allen lid van de Russische Federatie. Ook grenst het in het noorden aan de Kraj Transbaikal en grenst in het zuiden aan het autonome gewest Binnen-Mongolië, dat tot China behoort. Mongolië is sinds 1990 een democratie.
Het land ligt op de Mongoolse hoogvlakte en heeft een landklimaat met toendra's en steppegebieden in het noorden, bergachtig gebied (Altaj) in het midden, en woestijn (Gobi) in het zuiden. Ongeveer een derde van de, merendeels boeddhistische, bevolking leeft in de hoofdstad Ulaanbaatar. De landelijke bevolking leeft overwegend nomadisch in traditionele vilten tenten, yurten, en voorziet in haar levensbehoeften door veeteelt; schapen, paarden en kamelen worden in vrij lopende kuddes gehouden. In het Noorden van het land is enige vorm van industrie in de vorm van houtverwerking en mijnbouw.
Inhoud |
Tot 1990 was Mongolië een communistische eenpartijstaat en heette het land Volksrepubliek Mongolië. De regering was gemodelleerd volgens het Sovjetsysteem. De communistische partij MPRP was de enige legale partij. Na een periode van instabiliteit gedurende de eerste twintig jaar onder communistische leiding bestond er tot december 1989 geen openlijke vorm van onvrede. Collectivisatie van de landbouw en de uitbreiding van vaste woongelegenheden ondervonden geen waarneembare oppositie. In 1990 werden democratische hervormingen doorgevoerd, inclusief een nieuwe grondwet.
Politieke partijen
Onder invloed van de perestrojka in de voormalige Sovjet-Unie kwam er ook in Mongolië een democratiseringsproces op gang, wat uiteindelijk via een "fluwelen revolutie" leidde in mei 1990 tot een amendement in de grondwet voor de acceptatie van een meerpartijenstelsel en het ontstaan van de post van president.
Mongoliës eerste meerpartijenverkiezingen voor de Grote Khural, het parlement, werden gehouden op 29 juli 1990. De communistische partij won 85% van de zetels. De Grote Khural kwam voor het eerst bijeen op 3 september. Toen werden de president (MPRP), de vicepresident (SDP, sociaaldemocraten), de premier (MPRP) en 50 leden van de inmiddels opgeheven Baga Khural (kleine Khural) gekozen. In november 1991, begonnen de discussies over een nieuwe grondwet die uiteindelijk van kracht werd op 12 februari 1992.
Op 22 mei 2005 won voormalig premier Nambaryn Enkhbayar van de Mongoolse Revolutionaire Volkspartij de presidentsverkiezingen.
Op 29 juni 2008 won de Mongoolse Revolutionaire Volkspartij opnieuw de presidentsverkiezingen. De uitslag die bekend was gemaakt op 30 juni werd echter niet erkend door de oppositiepartij van Tsakhiagiin Elbegdorj, de Democratische Unie. Op 1 juli braken rellen uit in de hoofdstad Ulaanbaatar.[5]
Zie Provincies van Mongolië voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Mongolië bestaat uit 21 provincies: de hoofdstad Ulaanbaatar vormt een gemeente die buiten de provinciale indeling valt.
Op 1 december 1911 verklaarde een onafhankelijke regering van Buiten-Mongolië het land autonoom van het revolutionaire China, maar deze autonomieverklaring werd niet door China erkend. Toen een Mongoolse delegatie het echter voor elkaar kreeg om Mongolië onder Russische bescherming te plaatsen (1912) zag de Chinese regering ervan af om Mongolië opnieuw te annexeren. Direct na de onafhankelijkheid werd de Bogd Haan (een tulku) Jabzandamba koetoektoe (priester-koning) van Mongolië. In 1913 sloot het land een verdrag met Tibet inzake wederzijdse steun.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog trachtte de Chinese generaal Soe (bijgenaamd 'Kleine Soe' vanwege zijn kleine gestalte) tevergeefs om Mongolië weer onder Chinees gezag te brengen. Een groep pro-Russische jonge Mongolen onder leiding van Tsjoibalsan wisten Soe en zijn mannen in 1919 uit Mongolië te verdrijven.
Op 4 februari 1921 viel Mongolië in handen van een Baltische aristocraat: baron Roman von Ungern-Sternberg. Generaal Von Ungern, die meende een reïncarnatie te zijn van een lamaïstisch heerser, trad op als dictator en verdreef koetoektoe Jabzandamba. Op 1 maart 1921 stichtten jonge revolutionaire Mongolen in het Russische Kjachta, nabij de Mongoolse grens de Mongoolse Volkspartij. De oprichters, Zamcarano, Tsjoibalsan, Dandzan en Soeche Bator, streefden naar een pan-Mongoolse staat (dat wil zeggen hereniging met de Mongoolse gebieden die in Sovjet-Rusland en China lagen), socialisme en nationalisme.
Met behulp van het Russische Rode Leger wisten zij in juli 1921 een einde te maken aan de bezetting van Mongolië door de Witte Legers van Ungern-Sternberg. De koetoektoe Jabzandamba werd in zijn waardigheid hersteld, hoewel zijn macht drastisch werd ingeperkt. Held van de nieuwe staat was de stenograaf Soeche Bator, één der oprichters van Mongoolse Volkspartij, en tevens één van haar bestuurders. De Mongoolse Volkspartij werd de belangrijkste factor in de samenleving. In 1923 overleed de nationale held, Soeche Bator op dertigjarige leeftijd. De revolutionairen van de Mongoolse Volkspartij doopten Urga (Oerga), de hoofdstad om in Ulaanbaatar (Oelan Bator), wat 'Rode held' betekent.
Op 20 mei 1924 overleed de koetoektoe Jabzandamba en werd de 'Volksrepubliek Mongolië' uitgeroepen. De naam van de Mongoolse Volkspartij werd veranderd in Mongoolse Revolutionaire Volkspartij (MPRP; Mongoolse afk. MAKN), die een duidelijk links en socialistisch programma aannam, hoewel nog niet marxistisch. De voorzitter van de Grote Staats Hural (parlement) werd het staatshoofd van het land. In de loop van de jaren dertig werden Sovjet-kritische en niet-communistische elementen in de MPRP vernietigd.
In 1935 verklaarde Gendoen, een oud-premier en lid van de MPRP, dat het sovjet-economische systeem (plan-economie) niet geschikt was voor Mongolië. Dit leidde tot zijn val en in 1937 werd hij terechtgesteld. De partij en de staat werden gezuiverd. Dit ging gepaard met de opkomst van maarschalk Tsjoibalsan, een keiharde stalinist. Tsjoibalsan en diens aanhangers vernietigden een groot deel van de kloosters van het lamaïsme en maakte het gelovigen moeilijk om hun geloof te praktiseren. Daarnaast verdwenen veel monniken en nonnen in gevangenkampen. Ook intellectuelen werden gevangengezet en hard aangepakt. Vanaf halverwege de jaren dertig werd de landbouw gecollectiviseerd en werd het de nomaden dusdanig moeilijk gemaakt, dat zij niet meer konden rondtrekken door het land. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vocht Mongolië aan de kant van de Sovjet-Unie.
In 1939 vond er een grensconflict tussen de Japanners (die de Mongoolse grens waren genaderd tijdens hun veldtocht tegen China) en het Mongoolse Leger plaats. De Mongolen werden bijgestaan door Russische troepen onder bevel van maarschalk Zjoekov. Dit korte gevecht leidde tot een zege voor het Mongoolse Leger (dat ten opzichte van het inwonertal vrij groot was). Op 9 augustus 1945 erkende China de onafhankelijkheid van Buiten-Mongolië, waardoor de spanningen met dat land afnamen.
Tsjoibalsan, vanaf 1939 minister-president van het land, overleed in 1952. Zijn opvolger Tsedenbal voerde een gematigder beleid en er kwam langzaam maar zeker een einde aan het stalinisme. Sühbaataryn, de weduwe van Soeche Bator was van 1952 tot 1954 voorzitster van het presidium van de Grote Staats Hural (staatshoofd). In 1958 werd Tsedenbal secretaris-generaal van de MPRP. Tijdens het conflict tussen China en de Sovjet-Unie koos Mongolië voor de laatste, wat weer leidde tot spanningen tussen China en Mongolië. Veel keus had Mongolië ook niet: het was volledig (economisch) afhankelijk van de Sovjet-Unie.
Vanaf de jaren zestig werd de Mongoolse cultuur weer opgewaardeerd en werd de rijke historie van het land opnieuw bestudeerd door geleerden, nadat het historisch onderzoek sinds het einde van de jaren twintig stil was gelegd. Op 11 juni 1974 verwisselde Tsedenbal het eerste ministerschap voor het voorzitterschap van het presidium van de Grote Staats Hural. Hoewel Tsedenbal in 1982 werd herkozen als secretaris-generaal van de partij, werd hij in 1984 afgezet door een groep gematigde communisten onder leiding van Jambyn Batmönh. Tsedenbal werd ook afgezet als staatshoofd. Batmönth werd zowel voorzitter van de Grote Staats Hural en secretaris-generaal van de MPRP. Na Michail Gorbatsjovs opkomst in het Kremlin en diens perestrojka trachtte de staatsleiding in Mongolië om meer democratisering in te voeren. In 1989 werd Mongolië officieel een meerpartijenstaat.
In maart 1990 werd Gombojavyn Ochirbat partijleider van de MPRP en voorzitter van het presidium van de Grote Staats Hural. Deze laatste functie werd echter vervangen door die van president. Het 'volksrepubliek' in de landsnaam van Mongolië werd vervangen door 'republiek'. Bij de verkiezingen bleef de MPRP de grootste partij. Van 1996 tot 2000 MNDP (Mongoolse Nationaal Democratische Partij).
In 1997 werd Natsagiyn Bagabandi (MPRP) president van Mongolië. De nieuwe leider van de MPRP werd Nambarin Enkhbayar, die een groot hervormingsproces uitvoerde wat uiteindelijk leidde tot lidmaatschap van de socialistische internationale. In 2000 won de MPRP 72 van de 76 de zetels in de Grote Staats Hural, en minimaliseerde aldus de oppositie. Dit kon gebeuren met slechts 55 procent van de stemming door het kiesmannenstelsel waarbij elk gebied een kandidaat voor het parlement aanlevert. In 2004 werden de verhoudingen weer gelijk getrokken, waardoor voor het eerst een coalitieregering Mongolië ging besturen. Al snel waren er echter strubbelingen in de Democratische alliantie, die in januari 2005 uit elkaar viel. De regering blijft echter vooralsnog doorregeren.
Mongolië ligt in Centraal-Azië, tussen Siberië in het noorden en China in het zuiden en vormt onderdeel van de gelijknamige geografische regio (Groot-)Mongolië. Omdat het ver van zee ligt, heeft het een extreem landklimaat. De winters kunnen lang en koud zijn, met veel sneeuw. De zomers kort en heet.
Mongolië bestaat grotendeels uit hoogvlakte, waarvan de hoogte varieert van 1.000 tot 2.000 meter. Het noorden en westen is grotendeels bergachtig. De bergketen Altaj in het westen loopt door in Siberië. Hier zijn de hoogste bergen te vinden. Op het drielandenpunt van Mongolië, Rusland en China ligt de Tavan Bogd die met 4.374 m het hoogste punt van Mongolië vormt. Het zuidelijke deel bestaat uit de Gobi-woestijn, die doorloopt in China.
De totale lengte van de landgrenzen bedraagt 8.114 km, waarvan 4.673 km met China en 3.441 km met Rusland.
De rivieren in de noordelijke helft monden uit in de Noordelijke IJszee en de Grote Oceaan. De rivieren in de zuidelijke helft vallen droog in de Gobi of monden uit in zoutmeren.
De grootste steden zijn, na de hoofdstad Ulaanbaatar:
Erdenet - Darhan - Tsjojbalsan - Ölgii - Saynshand - Ulaangom - Hovd - Mörön - Uliastaj
Een overzicht van de steden met meer dan 9000 inwoners is te vinden op deze Lijst van steden in Mongolië
De economie is vooral gebaseerd op landbouw, veeteelt en mijnbouw. Het grootste deel van de bevolking leeft van veeteelt.
De beroepsbevolking per sector bedraagt:
De belangrijkste exportproducten zijn koper, textiel en kasjmierproducten. Er wordt vooral geëxporteerd naar China, de VS en Groot-Brittannië.
De belangrijkste importproducten zijn petroleum, machines, gereedschappen en transportmiddelen. Hierbij zijn de belangrijkste handelspartners Rusland, China en Japan.
Het bruto nationaal product per inwoner bedraagt 514 US dollars (2003). De economische groei bedroeg in 2004 10,6% en in 2005 6,2%.
Volgens het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties leeft in Mongolië 36,1% van de bevolking onder de armoedegrens. [7]
Bij de strenge winter van 2009-2010 met temperaturen tot -50 °C is veel vee omgekomen, waardoor mensen terug naar de hoodstad getrokken zijn om er op vuilnisbelten te overleven [8].
Mongolië is traditioneel een land van nomadische veehouders. Tot 1920 beheersten landadel en boeddhistische kloostergemeenschappen het land. De landelijke bevolking hoedde de kuddes van de heersende klasse en had daarnaast nog wat vee voor eigen gebruik.
De levenswijze van de herders werd door de Russische Revolutie ingrijpend veranderd. Ook in Mongolië ontstond er een revolutionaire beweging. In 1924 werd de Mongoolse Volksrepubliek gesticht en kwam het land onder de invloed van de Sovjet-Unie. Dat heeft de ontwikkeling van de bevolking sterk bevorderd. Er kwamen scholen en voorzieningen voor primaire gezondheidszorg. Er kwamen mijnen om de delfstoffen te ontginnen. Aan de andere kant werden de nomadische herders gedwongen om onderdeel te worden van grote collectieve landbouwbedrijven. De 'socialistische mens' moest vrij worden. De hoofdreligie, het Tibetaans boeddhisme, werd op brute wijze bestreden; duizenden monniken werden vermoord en circa zevenhonderd kloosters werden vernield. Eén van de maatregelen om het eeuwenoude clan-systeem te onderdrukken was dat de bijbehorende familienamen werden verboden.
Toen Mongolië nog tot de invloedssfeer van de Sovjet-Unie behoorde, waren industrie en mijnbouw belangrijke economische sectoren. Na de instorting van de Sovjet-Unie eind jaren 80 stopte de economische steun vanuit dat land. Het gevolg was dat industriële- en mijnbouwbedrijven gesloten werden. Werkeloze arbeiders keerden terug tot de nomadische bestaanswijze en het houden van vee. In de jaren 90 verdubbelde het aantal veehouders. In 1998 was ongeveer een derde van de Mongolen veehouder. Daarmee werd Mongolië het enige land ter wereld dat in de recente geschiedenis een sterke afname de industriële sector en sterke groei van de agrarische sector kende. Er ontstonden in het zuiden van het land grote kuddes geiten. De kasjmierwol die deze leveren kan goed verkocht en geëxporteerd worden. Geiten trekken echter tijdens het grazen de planten er met wortel en al uit. De sterke groei van de kuddes leidde tot overbegrazing van grote gebieden met ernstige woestijnvorming als gevolg. Doordat deze nieuwe veehouders als herder onervaren waren, waren ze niet voorbereid op lange en zeer strenge winters, die rond de laatste eeuwwisseling drie keer achter elkaar optraden. Een groot deel van de nieuw opgebouwde veestapel stierf in deze periode.
Mongolië is sinds 1991 omgevormd tot een democratie naar westers model en kent een vrije markteconomie. Het land heeft op geweldloze wijze onafhankelijkheid van Rusland bereikt en ook weten te voorkomen dat het binnen de invloedssfeer van China terecht kwam. De hoofdstad Ulaanbaatar is snel gegroeid en biedt vele culturele mogelijkheden. De uitvoer van kasjmierwol is sterk gestegen en de welvaart is gegroeid.
De meeste Mongolen leven nog steeds in een ger, in andere delen van Azië yurt genoemd. Deze nomadententen zien er nog exact hetzelfde uit als honderden jaren geleden maar er staan tegenwoordig wel vaak schotelantennes en motorfietsen naast.
Sinds 1991 is het beoefenen van religie, zoals Tibetaans boeddhisme en traditioneel sjamanisme weer toegestaan en werden er weer enkele kloosters ingericht. De verering voor de dalai lama is bijzonder groot onder de bevolking, hetgeen blijkt uit het veelvuldig voorkomen van zijn portret als onderdeel van de inrichting van de yurten.
Tot de traditionele cultuur van Mongolië behoort het bereiden van een licht alcoholische drank uit paardenmelk. Deze mousserende drank met anderhalf tot twee procent alcohol wordt airag of kumys genoemd en wordt 's zomers tijdens de Naadam door de mannen in grote hoeveelheden gedronken.
De van het Oejgoers afstammende schrijfwijze van de Mongoolse taal is verticaal; ze wordt van boven naar beneden geschreven.
Een bijzonderheid in de zangkunst is de boventoonzang (khuumi). Deze wordt vaak begeleid door een muzikant die de paardenhalsviool bespeelt.